zaterdag 18 april 2009

Wederdiensten 2.0

“Tijd voor de tuin” twitterde ik vanmiddag vrolijk. Maar eigenlijk heb ik gewoon een bloedhekel aan tuinieren. Toch levert zo’n middagje onkruid vangen en ploeteren in de zon nog wel eens wat op. In dit geval een misschien wel briljant idee.

Er zijn veel mensen die best van tuinieren houden, en ik vind het weer leuk om andere dingen te doen waar ik door die tuin niet aan toekom. Zou er een dienst zijn waarmee karweitjes en diensten geruild kunnen worden? Dan kun je meer tijd besteden aan de dingen die je echt leuk vindt en de klusjes die je minder vindt worden gedaan door iemand die dat nou net leuk vindt.

Een korte zoektocht op internet leverde niet het gewenste resultaat. Op ruilen.nl worden wel diensten gevraagd en aangeboden, maar dan één op één. En de kans dat je op die manier een tuinman vindt die net nu behoefte heeft aan bv. aankoopbegeleding bij een laptop is niet heel groot. Laat staan een klussenier waarvoor ik een IKEA kast in elkaar mag zetten (ja, dat vind ik nou net weer wel leuk).

Het Local Exchange Trading System (LETS) komt meer in de richting, maar de LETS kring Groningen heeft dan weer nogal een geitenwollensokkengeurtje en een gesloten karakter. Je moet lid worden en contributie betalen.

Maar misschien heb ik niet goed gezocht en weten mijn blog- en twittervriendjes meer dan ik. Daarom graag jullie reactie op de volgende vragen:

Is het er of is het er niet?
Is het een briljant idee, of zie je er niets in?
Wie zou mij kunnen helpen om zo’n wederdiensten dienst op internet op te zetten. En dan goed. D.w.z. open en 2.0

dinsdag 14 april 2009

IPON 2009 - opening Keynote

"Hoe leren en onderwijzen effectiever en efficiënter met behulp van ICT kunnen verlopen" was de titel van de opening keynote van IPON 2009 die werd verzorgd door Paul Vermeulen.

“De staat van het onderwijs is slecht, basisvaardigheden zoals taal en rekenen ontbreken en de uitval is hoog. Van de vmbo leerlingen hoort 60% daar niet thuis” zo opende Paul Vermeulen zijn lezing. En dat terwijl bewezen is dat ICT het onderwijs aantrekkelijker maakt en de leerprestaties verbetert. Waarom wordt ICT dan door docenten niet opgeëist als vanzelfsprekend bedrijfsmiddel?

Volgens Vermeulen is één deel van het antwoord dat de resultaten van het hierboven aangehaalde onderzoek nog onvoldoende bekend zijn. Onze minister van onderwijs denkt nog dat “taal- en rekenprestaties zouden kunnen worden bevorderd met ICT”. Onze bestuurders weten dus niet wat al bewezen is op dit vlak.

Een ander deel van het antwoord is dat ICT implementaties niet vanzelfsprekend goed gaan. Als het subsidiegeld opraakt, loopt een implementatie vaak vast. Ga daarom niet te snel, maar zorg ervoor dat je ook nadat het subsidiegeld op is verder kunt gaan en goed getimed alle implementatiefasen kunt doorlopen. Waarom zou je bijvoorbeeld zelf een nieuwe rekenmethode willen ontwerpen en implementeren? Alleen omdat daar geld voor beschikbaar is? Of hoe haalbaar is het eigenlijk om elk kind een laptop te geven als de subsidie stopt?

Om vanuit de inspiratiefase veder te komen en een implementatie niet te laten mislukken is het nodig om de nieuwe ontwikkeling te faciliteren en erop te sturen dat de techniek ook daadwerkelijk breed gebruikt gaat worden. Dat is dus een taak voor het management. Daarbij hoort ook stimuleren van onderzoek, het delen van nieuwe kennis delen en de zaken verder verbeteren.
Omdat niet alles (tegelijkertijd) voldoende gefaciliteerd kan worden is het aan te raden om na de inspiratiefase een duidelijke knip te maken. Wat gaan we nou echt implementeren? Doe dat dan ook, en eis van je docenten dat ze die zaken waarvoor gekozen is ook echt gaan gebruiken.

Daarbij kan het helpen om een driedeling te maken:
    I: Wat wordt al als doodnormaal beschouwd? (“Je bent echt een looser als je het niet gebruikt”). Eis dat docenten dit dus ook allemaal gebruiken.

      II: Wat willen we nog meer? Beloon de voorlopers, laat ze weten dat het erg gewaardeerd wordt wat zij doen.

        III: Waar zijn we nog niet aan toe? Laat de ontwikkeling daarvan over aan anderen en maakt later gebruik van hun kennis.

Bepaal vervolgens voor je eigen organisatie per ICT tool welke functionaliteiten in fase I, II of II zitten.

Maar implementaties kunnen ook mislukken door de onderwijssetting. Een ICT implementatie is vaak gebaseerd op het automatiseren van een oude onderwijssetting (één docent, een bord, en groep en boeken). Maar op oude wijn in nieuwe zakken zit eigenlijk niemand te wachten. Als je ervoor kunt zorgen dat leerlingen of studenten zelf verantwoordelijk worden voor hun eigen kennisbouwwerk, heeft een ICT implementatie veel meer kans van slagen. Daarbij hebben ze natuurlijk wel hulp nodig. Dat vraagt om een nieuwe manier van onderwijs ontwerpen, die veel lijkt op de ontwerpsystematiek van Jeroen van Merriënboer (4C/ID). Bij de Hanzehogeschool Groningen is overigens veel ervaring opgedaan met het gebruik van die ontwerpsystematiek.

Ten slotte is de technische faciliteiten. Daarover was Vermeulen vrij kort: “als een school het écht wil, waarom is het er dan nog niet? Echt moeilijk is het technische verhaal niet.”

zondag 12 april 2009

IPON2009 – Creducatief

Over IPON’09 en TeachMeetNL@IPON09 is de afgelopen dagen al veel geblogd. Wat is daar dan nog aan toe te voegen? Nou, in ieder geval een blogpost over de presentatie van Creducatief. Want daarover kon ik nog niets online vinden.

Presentatie? Eigenlijk was het meer een infotainmentshow, of misschien zelf edutainment. Het thema van IPON’09 was Creativiteit. Voor mezelf had ik, vooral vanwege TeachMeet, er het subthema Share aan toegevoegd. De show van Creducatief verbond deze twee thema’s op een sublieme en theatrale manier.

Aacteur/ingenieur Eugene Bos, verhalenverteller/communicatie- kundige Anne-Kee Deelen en muzikant/veranderkundige Erwin Wiertz maakten in een cabareteske show duidelijk wat creativiteit nou eigenlijk is, maar ook wat dat dan met ICT en onderwijs te maken heeft.

Creativiteit komt voort uit de linker hersenhelft. De meeste mensen gebruiken echter vooral hun rechterhersenhelft, waarmee analyse en patroonherkenning plaatsvindt. Vooral patroonherkenning is daarbij letterlijk van levensbelang. Patroonherkenning is nodig om direct te kunnen oordelen, 98% van de hersenactiviteit is daarom gericht op patroonherkenning.

Creativiteit is juist gericht op het doorbreken van patronen en het uitstellen van een oordeel. Daarvoor hebben we dus nog 2% van onze hersenen over. Om creatief te zijn moeten de linker en de rechter hersenhelft een strijd aangaan. Om te ervaren hoe lastig die strijd is deden we tijdens de voorstelling van Creducatief de volgende oefening:

Kies een partner (de dichtstbijzijnde collega voldoet) en tel samen afwisselend tot drie: A zegt één, B zegt twee en A zegt drie, enz. Doe dit een paar keer en vervang dan “één” door een klap in je handen. Dat is een stuk moeilijker. Nog moeilijker wordt het als je vervolgens “twee” vervangt door een tik met de voet. Maar als je ten slotte “drie” vervangt door een krabbeltje op je hoofd wordt het ineens weer vrij gemakkelijk.

Tellen wordt aangestuurd door de rechter hersenhelft, bewegingen vooral door de linker. Tijdens deze oefening gingen de linker en de rechterhersenhelft dus een strijd aan, die uiteindelijk gewonnen werd door de linkerkant. Daardoor ben je meteen ook in een situatie gekomen waarin je je creativiteit makkelijker kunt gebruiken. Dat is ook te controleren met deze draaiende dame. Draait ze linksom, dus tegen de wijzers van de klok in, of rechtsom? Als je haar naar rechts ziet draaien is vooral je rechter hersenhelft actief, en andersom.

Op deze manier is het eenvoudig te testen of je in een creatieve hersenflow bent. Niet? Dan even tellen, klappen, tikken en krabben met de dichtstbijzijnde collega. Vooral ’s ochtends direct na het opstaan en ’s avonds voor het naar bed gaan kom je makkelijk in een creatieve flow.

OK, creativiteit is dus te stimuleren en je kunt testen of je in een creatieve flow zit. Maar wat heb je daar nou aan bij ICT en onderwijs? Het sprookje dat Anne Kee ons in drie etappes vertelde maakte dat duidelijk. Het ging over een schooljuffrouw die een digibord in de klas kreeg en er niet goed raad mee wist. Ik zal het sprookje hier niet opschrijven, dat laat ik graag over aan Anne Kee, maar wel de moraal:

Computers in de klas zijn nieuw. Veel docenten hebben er meteen een oordeel over. Daarvoor gebruiken ze hun rechter hersenhelft. Probeer dat oordeel eens uit te stellen, gebruik je creativiteit en je linker hersenhelft om tot nieuwe manieren van lesgeven te komen.

Maar er is meer: als je je ervoor open stelt merk je dat er veel hulp is. Online vind je veel creatieve oplossingen en antwoorden. De schooljuffrouw leerde wiki’s en fora kennen, waar kennis en voorbeelden gedeeld worden. Ze vond blogs van edubloggers, die hun vondsten en verhalen online zetten en edutweeps die via twitter heel snel bereikbaar zijn. Allemaal staan ze klaar om te helpen, en dat sluit weer mooi aan bij mijn blogpost over bloggen in het onderwijs die ik laatst schreef voor about(:)blank. De juf leerde ook nog eens slimmer werken en voelde zich jaren jonger.

dinsdag 7 april 2009

Toekomst van e-learning

Hieronder de visie op toekomstig onderwijs uit eind 19e eeuw. Rechts kennis verzamelen en links kennis verspreiden door de kennis in de hoofden van de studenten te stoppen via elektriciteit (wat in die tijd een heel nieuw fenomeen was). Achteraan zie je dat het het jaar 2000 is.

In de aanloop naar IPON2009 en TeachMeetIPON vond ik dit wel een aardig beeld.


Bron: Presentation The role of simulation games in creating and transferring knowledge – a view from the practice, Ivo Wenzler en Gideon Shimshon

zondag 5 april 2009

about(:)blank

Even geleden schreef ik een blogpost voor about(:)blank waarvan de feed niet in mijn reader opdook. Misschien hebben anderen het ook gemist. Daarom via mijn eigen edublog hier de link naar Bloggen in het onderwijs op about(:)blank.

donderdag 2 april 2009

Stijve harkjes

Deze week schreef ik in een projectplan dat bepaalde taken in de lijn belegd zullen worden, terwijl ik bedoelde dat ze in de staf belegd zullen worden. Een vergissing die tot wat onduidelijkheid leidde bij mijn nieuwe teamleider. Ik vind het ook een opmerkelijke vergissing, want ik weet echt wel het verschil tussen de lijn en de staf.

Waarom vergiste ik me dan toch? Ik denk dat ik onbewust het organisatieonderdeel en de organisatie daarvan door elkaar haalde. De staf is ten slotte op dezelfde manier georganiseerd als de lijn: een directeur of dean, daaronder een aantal teamleiders en dan de teamleden. Het bekende organigram, ook wel “harkje” genoemd.

Eigenlijk is dat best vreemd. De taken van een stafdienst zijn heel anders dan de taken van een School (een onderdeel van de lijn). Ook de bij die taken passende werkwijze is anders. Waarom zou je dat dan op dezelfde manier organiseren? Verder kijkend zie je dan dat bijvoorbeeld ook projecten en programma’s op dezelfde manier georganiseerd zijn. Maar de taken en de werkwijze van een project- of programmateam zijn weer totaal naders dan die van een stafdienst of een School met onderwijsteams. En ook op de verschillende niveaus in de lijn kom je steeds weer die harkjes tegen.

Het lijkt er wel op of één organisatievorm die ooit ergens succesvol was – het harkje - gewoon uitgeknipt is en vervolgens overal opgeplakt wordt. Onafhankelijk van de taak en de werkwijze van zo’n organisatieonderdeel. Hoe zou dat nou komen? Zijn er misschien geen andere organisatievormen dan het harkje?

Nou, die zijn er wel. Bij de Hanzehogeschool doen we sinds kort zaken met een softwarebedrijf waar ze bij de ontwikkeling gekozen hebben voor Scrum als organisatievorm voor hun projecten. Er wordt gewerkt in multidisciplinaire teams die in korte sprints werkende software opleveren. Samenwerking, communicatie en teamspirit zijn daarbij sleutelwoorden. Dat is dus een heel flexibele organisatievorm.

Of kijk eens naar de organisatie van een sportteam. Gedurende de wedstrijd verandert de organisatie vaak razendsnel: tijdens de verdediging zijn de taken, en dus de organisatie, anders dan tijdens de aanval. Een Amerikaans basketbalteam heeft zelfs verschillende coaches tijdens de verdediging en de aanval, zo hoorde ik vandaag. Geen harkjes en ontzettend flexibel.

Zo’n snelle wijziging is bij de ons zo bekende harkjesorganisaties totaal ondenkbaar. Daar zijn lange, moeizame en energie vretende organisatieveranderingstrajecten voor nodig. Terwijl er juist steeds meer flexibiliteit van de organisatie gevraagd wordt. Dat lukt gewoon niet met onze harkjes. Kortom, tijd om na te denken over andere organisatievormen. Vormen die beter passen bij de taken en de werkwijze van het betreffende organisatieonderdeel. Maar ook vormen die flexibeler zijn dan onze stijve harkjes. Voorbeelden zijn er genoeg.