zondag 29 maart 2009

Big Five for Life

Stel je eens voor dat er aan het eind van je leven een museum voor je wordt opgericht. Een museum waarin alles wat je in je leven gedaan hebt te zien is. Een museum vol zalen, één zaal voor elke dag van je leven. Zal dat dan een interessant museum zijn, dat veel publiek trekt? Of zal het een saai museum worden, waarin in elke zaal ongeveer hetzelfde te zien is?

Afgelopen vrijdag was ik bij een lezing van John P. Strelecky. Best-Selling Author en Inspirational Speaker. En inspirerend was John Strelecky zeker. Een hele ochtend nam hij ons mee op een ontdekkingstocht naar de Big Five for Life.

De Big Five zijn bekend van de Afrikaanse safari’s. Het zijn de olifant, de neushoorn, de waterbuffel, het luipaard en de leeuw. Het succes van een safari wordt vaak afgemeten aan het aantal van deze Big Five dat je gezien hebt. Zie je er maar één, dan is de safari niet erg succesvol geweest. Zie je er drie dan ben je aardig bezig geweest en zie je ze alle vijf, dan was het een compleet succes.

Op een vergelijkbare manier kun je voor jezelf de Big Five for Life kiezen. Vijf dingen die je in je leven gezien wilt hebben, gedaan wilt hebben of wilt nastreven. Ieder kiest zijn eigen doelen, want iedereen bepaalt natuurlijk voor zichzelf wanneer zijn leven succesvol is. Door bewust aan deze vijf doelen te werken geef je je leven richting en weet je zeker dat je aan het eind niet hoeft te verzuchten “had ik maar…”. Het museum van je leven zal straks gevuld zijn met interessante gebeurtenissen.

Overigens valt het niet mee om zomaar vijf doelen in je leven te kiezen. Dat hebben de aanwezigen vrijdag bijna allemaal ervaren. We kregen evenveel tijd om onze vijf doelen op te schrijven als John nodig had om de zijne op te schrijven. En omdat wij er nog niet echt over nagedacht hadden, lukt dat natuurlijk niet zomaar. Gelukkig reikte John ons een techniek aan om er achter te komen wat je echt belangrijk vindt.

Wat zijn je drie meest favoriete films? Schrijf de titels op en zet daarachter kort waarom ze je favorieten zijn. Doe je ogen dicht, denk aan de films en registreer wat er voor beelden, kleuren, geuren, enz. bij je opkomen. Bespreek dit met iemand in je omgeving en vraag hem of haar daarbij te letten op patronen. Welke woorden gebruik je vaak? Die hebben te maken met wat je echt belangrijk vindt. En als je er dan vijf hebt, bedenk dan waarom dit je vijf doelen zijn. Waarom wil je bijvoorbeeld veel geld hebben? Wat wil je er mee doen? Kun je dat ook op een andere manier bereiken?

Maar de mooiste eye-opener was voor mij het stukje waarin John vervolgens uitlegt wat er nodig is om die doelen te bereiken. “Vraag je niet af hoe je ze kunt bereiken”. Hoe impliceert namelijk een leerproces en een leercurve. Leren kost energie en ooit zal je energie op zijn. Dan ben je dus wel gedwongen om het – ten minste tijdelijk – op te geven. John noemde dat de “mad how disease”

Veel handige is om te bedenken wie je kan helpen bij het bereiken van je Big Five for Life. Het is niet alleen een geweldige manier om met iemand in contact te komen (“Hello, I’m working on my Big Five for Life and I’m wondering if you could help me with that”) maar echt iedereen is bereid om je te helpen of om je in contact te brengen met iemand anders die je kan helpen. Het is dus een geweldige netwerktool.

Dus ga ik, op advies van John, iedereen die ik ken vragen mij te helpen bij het bereiken van mijn Big Five for Life. Hier kun je ze vinden. Als jij of iemand die je kent mij kan helpen één of meer van deze doelen te bereiken, neem dan a.u.b. contact met me op.

maandag 16 maart 2009

Bloom 2.0

In mijn vorige blogpost schreef ik hoe ik de taxonomie van Bloom gebruikt heb om het niveau van een toets te analyseren.
Via twitter verwees Sia Vogel daarna naar Classroom 2.0, waar met onderstaand plaatje de taxonomie heel inzichtelijk gelinkt wordt aan allerlei Web 2.0 tools. Ik denk dat ik dit plaatje vaak zal gaan gebruiken als het gaat over Onderwijs 2.0.

dinsdag 10 maart 2009

Laat Bloom bloeien

Als onderwijskundig adviseur en lid van de toetscommissie van het Instituut voor Facility Management van de Hanzehogeschool Groningen werd ik door een docente gevraagd mijn mening te geven over het niveau van een eerstejaars tentamen. Ze wilde vooral weten of ze op het juiste moeilijkheidsniveau had ingestoken. “Het zijn eerstejaars studenten, ik wil vooral weten of ze de stof kennen en misschien of ze ook wat inzicht hebben”.

Een onderwijskundige - of je dat nou bent door opleiding of door ervaring - denkt bij zo’n vraag natuurlijk meteen de taxonomie van Bloom. Dit systeem geeft een indeling van cognitieve vaardigheden in hiërarchische niveaus, van simpel (kennen) naar complex (evalueren). Bloom ontwikkelde de taxonomie als hulpmiddel voor het ontwerpen van effectieve leeromgevingen (zie oa. hier). Maar die taxonomie is blijkbaar niet erg bekend bij docenten.

Bloom onderscheidt zes niveaus van cognitieve vaardigheden: Kennis, Inzicht, Toepassing, Analyse, Synthese en Evaluatie. Maar hoe kun je nu makkelijk testen op welk van deze niveaus een student zich bevindt? Hoe maak je een toets die precies insteekt op het niveau dat je wilt toetsen? Daarvoor heb ik deze pagina op www.leren.nl gevonden. Voor elk van de niveaus wordt een aantal activiteiten genoemd die je een student kunt vragen te tonen. Voor Kennis, bijvoorbeeld, kun je vragen naar opsommingen of definities. Als je wilt weten of een student kan Syntehtiseren, kun je ze beter vragen om een ontwerp te maken of gegevens te extrapoleren en zo voorspellingen te doen.

Met behulp van de activiteiten die op leren.nl opgsomd worden, kon ik heel gemakkelijk laten zien dat de toets die ik voor de docente heb geanalyseerd precies op het niveau zat dat ze graag wilde. De meeste vragen waren echte kennisvragen en er zaten een paar vragen bij die meer gericht waren op inzicht.

maandag 9 maart 2009

Getting feeds done

Soms verwaarloos ik mijn feedreader te lang, en dan heb je ineens honderden ongelezen feeds. Hoe kom je daar nou snel doorheen? Je kunt natuurlijk op “mark all read” klikken, maar dat geeft toch een onbevredigend gevoel.

Afgelopen weekend ontdekte ik een mooie tussenweg. Ik besloot mijn feeds eens mobiel te lezen en dat ging snel! Ik gebruik Google Reader, en dus ook de mobiele versie daarvan. Omdat je mobiel toch wat beperkter bent, was ik vrij kritisch op wat ik wel en niet wilde lezen. Maar het mooiste is dat je de lijst met 10 per scherm krijgt voorgeschoteld. Je markeert dus niet alles in één keer als gelezen maar in kleine porties.

Het helpt ook dat je ook niet steeds ziet hoeveel feeds er nog ongelezen zijn. Je bladert gewoon door, leest hier en daar een feed met een interessante kop en ineens heb je na een half uur meer dan 300 feeds verwerkt. Ik vind het een mooie GTD-techniek en begin nu eindelijk te begrijpen hoe Martijn Aslander in een half uur per dag 1200 websites kan bijhouden.

Natuurlijk lees je op deze manier niet alles, maar dat hoeft ook niet. Als ik de krant of een tijdschrift lees, doe ik dat ook niet. En in mijn Greader zijn artikeltjes veel makkelijker terug te vinden dan in een stapel tijdschriften, als je die al bewaart (kranten bewaar ik natuurlijk al helemaal niet).

Gelukkig is mijn geheugen goed genoeg om te onthouden dat ik over een bepaald onderwerp eens een feed(kop) heb gezien. Dus even naar Greader en je hebt het zó teruggevonden.

maandag 2 maart 2009

Twitter voor netwerkonderhoud

In “Netwerken, zo eenvoudig is het (niet)” geeft Rob van Eeden een visie op netwerken waar ik helemaal achter sta: Netwerken is zo oud als de weg naar Rome en iedereen doet het. Mensen hebben contact met elkaar, geven aandacht aan elkaar en helpen elkaar wanneer dat nodig is. Het gaat over je persoonlijke contacten met al die mensen, en dan vooral de informele contacten.

Netwerken = geven zonder te herinneren en ontvangen zonder te vergeten. Het boekje is heel leesbaar opgebouwd rond de drie O’s van netwerken: Opbouwen, Onderhouden en Oogsten. Rob beschrijft hoe je dat kunt doen, maar gaat niet heel diep in op online netwerken. Vooral omdat anderen daar meer van weten. Rob verwijst bv. naar netwerken.blogspot.com. Maar mijn favoriete netwerktool twitter wordt niet genoemd. Niet in het boekje en niet op de recente posts in de blog.

Afgelopen zomer ontdekte ik twitter en inmiddels gebruik ik het als mijn belangrijkste instrument voor de drie O’s van netwerken. D.w.z. voor het deel van mijn netwerk dat op twitter actief is. En dat is ongeveer 1/3 van mijn totale netwerk.

Opbouwen … of in mijn geval eigenlijk uitbouwen.
Zoals Rob terecht schrijft heeft iedereen een netwerk. Dat hoef je niet meer op te bouwen. Maar uitbouwen blijft voor mij erg belangrijk. Ik kom graag in contact met mensen die ik nog niet ken. Het versterkt mijn netwerk, maar veel belangrijker nog: ik vind het gewoon leuk. Op twitter gaat dat heel gemakkelijk. Sinds ik begon met twitteren heb ik 456 nieuwe mensen leren kennen, en 317 kennen (d.w.z. volgen) mij. Zo’n 3 weken geleden bracht Michiel Berger zijn twittergids.nl in de lucht, waardoor het nog veel eenvoudiger geworden is om mensen te vinden die interessant voor je kunnen zijn.

Onderhouden
Je netwerk onderhouden is met twitter wel héél eenvoudig. Onderhouden is aandacht besteden aan je netwerk en op twitter besteed je aandacht aan elkaar, direct en indirect.
Indirecte aandacht is meestal een tweetje over wat je op dat moment doet. Ja, al door alleen maar te vertellen wat je doet, en soms ook waarom, besteed je aandacht aan je netwerk. Want wat jij doet kan ook interessant zijn voor anderen. Zij kunnen er vaak door oogsten (zie verderop). Maar ook door het plaatsen van een leuk (grappig, interessant, …) tweetje besteed je aandacht aan je netwerk. De lach die bij mij vaak ontstaat door een berichtje op twitter is voor mij goud waard en uit de reacties van anderen weet ik dat dit vrij algemeen geldt.

Oogsten
Waarschijnlijk is het oogsten de belangrijkste reden dat ik zo enthousiast ben over twitter. Als ik niet al heel snel had gemerkt dat je met twitter heel goed kunt oogsten, zou ik nu vast niet meer zo actief zijn. Want hoe je het ook bekijkt, twitteren kost tijd. Maar het levert mij meer op dan het kost. Mijn eerste oogst bestond uit sites over (digitale) didactiek. Het opzetten van een verzameling was een adviesopdracht en bijna alle links heb ik via twitter gekregen. Het enige dat nog moest gebeuren was beoordelen welke voldoende pasten bij de opdracht.
Oogsten op twitter is vooral zo gemakkelijk omdat alle tips die je op twitter leest openbaar zijn. Vaak is een antwoord op een vraag van een ander ook heel interessant voor een derde die het - bijna nooit toevallig - ook leest. Die reageert daar weer op of geven het verder door. Zo is het dus heel gemakkelijk om "iedereen" aandacht te geven.

Borrelbabbelen
Ook is Twitter een prima voorbereiding op face-to-face contact. Borrelbabbelen wordt heel leuk als je elkaar van Twitter kent en dan op een congres of een andere bijeenkomst in het echt ontmoet.

Kortom, als je het nog niet doet: ga twitteren. Het versterkt je netwerk enorm en ik vind het een mooie nieuwe weg naar Rome. Hier vind je mij op twitter.